De ontwikkeling van persoonlijkheid

Levensloop theorie van Erikson

Van Erikson (1902 - 1994) is het meest bekend zijn levenslooptheorie (1963). Volgens deze theorie verloopt de menselijke ontwikkeling gedurende de levensloop planmatig. Daarbij onderscheidt hij acht verschillende fasen of levenstaken die elk mens tijdens zijn levensloop doorloopt (zie schema). De mens, in interactie met zijn veranderende omgeving, doorloopt elk van deze fasen. In elke fase, die twee polen (tegenstellingen) kent, moet een psychosociale crisis met succes opgelost worden. De uitkomst van elke fase is verschillend van mens tot mens en is mede bepalend voor de wijze waarop de volgende fase wordt doorlopen. Elke fase resulteert (eigenlijk ‘kan resulteren’) in een ‘deugd’ of ‘vitale sterkte’. De resultaten van elke fase zijn van invloed op het gedrag (persoonlijkheid) van iemand. Een voorbeeld: Een baby die opgevoed wordt in geborgenheid en veiligheid, ontwikkelt ‘vertrouwen’ in reactie op gewaarwordingen en ervaringen, en in de reactie van de omgeving. Later in het leven zal hij zijn omgeving dan ook met vertrouwen benaderen en beleven.  (http://www.btsg.nl)

In Rij I t/m VIII zijn acht de ontwikkelingsfasen benoemd die samen de levensloop vormen. De ontwikkeling van mensen loopt van linksonder naar rechtsboven.
 In iedere fase treedt een bepaald onderdeel van de persoonlijkheid op de voorgrond. Het ontwikkelen van het vermogen om te functioneren op een hoger niveau binnen een fase wordt ontwikkelingstaak genoemd. Een mens doorloopt iedere fase en wordt doorontwikkeld naarmate je ouder wordt. In de verschillende fasen zal een mens in conflict komen met zichzelf en de omgeving. Deze ontwikkelingscrisis is van belang hoe de verdere ontwikkeling verloopt.  Hoe gaat de omgeving ermee om? Wordt je gestimuleerd of juist ontmoedigd? Als de crisis goed verloopt, komen er volgens Erikson vitale vermogens tot stand die de persoonlijkheidsontwikkeling ondersteunen.

 

Adolescentie

De adolescentieperiode loopt door deze fasen heen. De eerder verworven ontwikkelingstaken worden uitgebreid, maar dit is ook de tijd van verwarring.
Rij V in het schema geeft aan waar adolescenten (in de westerse cultuur) mee te maken krijgen door invloed van de vele veranderingen waar ze mee te maken krijgen. Het is hierom niet zo vreemd dat adolescenten zichzelf even kwijtraken. Periodes van verwarring over wie je bent, horen bij het opbouwen van een eigen identiteit in de adolescentie.

Om rij V verder te omschrijven en aan te geven waar adolescenten mee te maken krijgen in deze levensperiode, gebruiken we de horizontale lijn in het schema. kolom 1 t/m 8.

V1 Tijdsverwarring:
Tijdens de adolescentie lijkt tijd eindeloos en de toekomst nog heel ver weg. Tijdsbesef ontwikkelt zich in de eerste fase, wanneer je een baby bent en ontwikkelt zich in de jaren steeds verder. Voor veel adolescenten blijkt het begrip tijd nog een problematisch fenomeen. Dit komt mede doordat de hersenen nog in ontwikkeling zijn. Als een adolescent nog weinig grip heeft op de tijd kunnen er problemen ontstaan bij het plannen, het niet kunnen inschatten hoelang iets duurt en er kunnen momenten van paniek ontstaan. De adolescent heeft behoefte aan begeleiding bij dit stuk. Wanneer een adolescent duidelijke toekomstplannen en idealen heeft kan dit tegenwicht bieden aan de verwarring.
Veel leerlingen in de klas hebben moeite met plannen. Wij werken in de onderbouw met weektaken. Aan het begin van het schooljaar wordt er iedere maandag samen met de leerlingen een planning gemaakt. Op deze manier moeten voor de kerstvakantie alle leerlingen zelfstandig hebben leren plannen. Waar het misgaat bij veel leerlingen is bij onverwachte opdrachten. Bijvoorbeeld een boekverslag op tijd inleveren. De leerlingen hebben niet het tijdsbesef hoelang ze  voor zo'n opdracht nodig hebben en beginnen te laat of de opdracht wordt vergeten. Begeleiding en aansturing is hierbij een noodzaak.  

 

V2 Verlegenheid:
Verlegenheid is een pijnlijke vorm van zelfbewustzijn.  De adolescent is onzeker over van alles en nog wat. Dit is de reden dat er zekerheid gezocht wordt in een groep. Zekerheid zoeken in een groep geeft mogelijkheden om de eigen onzekerheid enigszins te neutraliseren. Als een adolescent zich aanpast aan de groepsnormen, biedt dat veiligheid. Het wenselijk gedrag in een groep is vaak duidelijk omschreven. Hiermee kan ook het zelfvertrouwen vergroot worden, doordat de adolescent minder afhankelijk wordt van het gezin.
De leerlingen komen aan het begin van het schooljaar in de groep en het groepsproces begint gelijk. Als de verlegen leerlingen aansluiting hebben gevonden zie je als docent deze leerling de weken daarna groeien. 

 

V3 Rolfixatie:

Iedere adolescent wordt geacht de afhankelijke en gecontroleerde rol uit de kindertijd geleidelijk los te laten en te vervangen door een actieve en een op de omgeving gerichte rol. Bij rolfixatie gaat dit mis. Om verder te kunnen ontwikkelen naar de volgende fase moet een adolescent experimenteren en ervaren. Wanneer een adolescent angstig of faalangstig is zal deze hier terughoudend in zijn. Ook bij deze fase biedt het groepsproces een uitkomst. Vaak 'durven 'adolescenten meer als ze opgaan in een groep met leeftijdsgenoten. 
De leerlingen moeten experimenteren om te kunnen groeien.  Wanneer een leerling dit niet doet en hierin een afwachtende houding aanneemt kan er sprake zijn van rolfixatie, angst en/ of faalangst.  Het moment dat de leerling in het groepsproces aansluiting heeft gevonden voelt deze zich gesterkt en kan het zijn dat hij of zij met behulp van vrienden meer gaat experimenteren. Een leerling wil niet naar een schoolfeest, omdat hij of zij angstig is om de drukte en het onbekende binnen te lopen. Wanneer de hele klas gaat of een groep vrienden, kan deze angst overwonnen worden. Dit lijkt erg op verlegenheid, maar het is meer de angst voor het onbekende.

 

V4 Werkverlamming:

Door onrealistische eisen uit de omgeving van de adolescent kan er een gevoel van minderwaardigheid en ontoereikendheid ontstaan. Een school kan de adolescent succeservaringen laten opdoen door structuur te bieden en de adolescenten met haalbare taken te laten werken. Complimenten geven en de sterke kanten van de adolescenten benoemen is hierbij van cruciaal belang.

 

V5 Identiteitsverwarring:

Volgens de bekende psycholoog Erik Erikson (1902-1994) moet de jongere in de adolescentiefase zijn eigen identiteit te ontwikkelen – wat een hele uitdaging is. Identiteit zou je kunnen omschrijven als jezelf ervaren als uniek persoon met innerlijke en uiterlijke samenhang, die in staat is zich te onderscheiden van anderen. Erikson onderscheidt vier aspecten aan identiteit:

1. Het besef van continuïteit: 
Het gevoel dat je in verschillende situaties dezelfde persoon bent. 
Adolescenten doen veel nieuwe ervaringen op door lichamelijke, seksuele en lichamelijke veranderingen. Een adolescent moet zich staande houden in nieuwe situaties en de omgeving heeft hogere verwachtingen van deze leeftijdsgroep. De adolescent speelt veel verschillende rollen en gaat zich hierdoor afvragen 'Wie ben ik nou eigenlijk'. Een adolescent moet hiermee leren omgaan en als dat goed verloopt leidt dat naar het gevoel 'Dit ben ik'. Er is een levensstijl bij ontwikkeld die herkenbaar is en waar de adolescent zichzelf in kan vinden.
In de klas duurt het even voordat iedereen zijn of haar plekje gevonden heeft. Zo kan het gebeuren dat leerlingen met alle winden gaan meewaaien. In de klas zit een meisje dat problemen heeft met sociale contacten. Haar houvast is het kopiëren van andermans gedrag. Zij heeft nog geen continuïteit in haar eigen gedrag. Zij is zoekende naar haar eigen ik. Begeleiding is voor haar belangrijk. De leerlingen die hun eigen ik al hebben gevonden zijn vaak zelfverzekerde leerlingen als het gaat om 'wat wil ik'. Deze leerlingen zullen niet gauw met andere leerlingen gaan meelopen.

 

 2. Het besef van herkenning en erkenning: 
Het gevoel dat je omgeving je herkent en erkent als een unieke persoon met eigen kenmerken en karakteristieken.
Dit is belangrijk voor het besef van continuïteit.  De sociale omgeving speelt een belangrijker rol in de identiteitsontwikkeling. De omgeving herkent en erkent een adolescent met een persoonlijke  levensstijl. Het is erg verwarrend als iemand uit het sociale netwerk iets over je vertelt waarin de adolescent zichzelf niet herkent. Dat voelt alsof hij of zij ontkent of miskent wordt en is de aanleiding tot vragen om opheldering. Als zoiets vaker voorkomt, brengt dat het gevoel van continuïteit in gevaar, met alle gevolgen van dien.
Op school gebeurt dit wanneer er geroddeld wordt, maar op kleinere schaal ook als een leerling een conflict heeft met een docent. Dit kan natuurlijk gaan om iets wat de leerling gedaan heeft, maar in een aantal gevallen is het conflict ontstaan door miscommunicatie. De leerling herkent zich niet in wat de docent zegt. Het is de taak van de docent om de leerling in zijn of haar waarde te laten en er op een zo rustig mogelijke manier uit te komen. Deze situatie doet zich in de thuissituatie van de leerling ook voor.

 

 3. Het besef van innerlijke vrijheid in onafhankelijkheid: 
G
oed zicht hebben op dat wat je kan en niet kan, dat accepteren en de ruimte zien van waar ontwikkeling en groei is.
Adolescenten moeten erachter komen wat hun eigen mogelijkheden en beperkingen zijn. Je eigen beperkingen leren kennen op sociaal, lichamelijk, seksueel, geestelijk of materieel gebied kan leiden tot gevoelens van machteloosheid, agressie of minderwaardigheid. Aanvaarding van deze beperking kan leiden tot innerlijke vrijheid en geeft ruimte voor ontwikkeling.
Het afhankelijk zijn van de omgeving kan een naar gevoel oproepen. Hierbij is te denken aan het schoolsysteem. Dit systeem biedt mogelijkheden, maar het stelt ook eisen aan de adolescent. De ene adolescent ziet de mogelijkheden, terwijl de ander alleen de beperkingen ziet en voelt.
Het besef van vrijheid gaat om innerlijke vrijheid die ervaren kan worden. Het gaat om ruimte in je hoofd creëren, ondanks de beperkingen die een rol spelen.
In de klas worden de leerlingen begeleid in hun talenten en belemmeringen. Door hier open over te zijn leren de leerlingen zichzelf en elkaar beter kennen. Iedere leerling heeft een talent die gebruikt kan worden. Dit kan alleen wanneer de belemmeringen door de leerling  (maar ook door de groep) geaccepteerd worden. Hier moet een docent zo gauw er een veilig klimaat heerst in de groep op inzetten.

 

 4. Het besef van een zinvolle toekomst:
Het hebben van doelen en idealen die je keuzes en het nemen van verantwoordelijkheid bepalen.
In de overgangsperiode van kindertijd naar volwassenheid gaat een adolescent doelen en idealen zien. Dit kan op verschillende gebieden gebeuren, bijvoorbeeld op het gebied van beroep en relatie. Wanneer een adolescent deze doelen en idealen gaat zien kan hij of zij hier motivatie uithalen. Dit maakt het makkelijker om keuzes te maken en verantwoording te nemen.

Wanneer een adolescent op een van deze onderdelen vastloopt krijgt het te maken met identiteitsverwarring.
Lob is een goed middel om je dromen en idealen te leren kennen. Vanuit wie ben ik, wat kan ik en wat wil ik, kunnen dromen en doelen ontstaan. Dit helpt de leerling om gemotiveerd te blijven.

 

V6 Biseksuele verwarring:
De adolescent worstelt met zijn of haar seksuele gevoelens. Het seksebewustzijn bestaat al langer, maar seksualiteit in relatie tot een ander ontwikkelt zich in deze fase van het leven. Dit is een ontwikkeltaak waar onzekerheid makkelijk ontstaat. Wil je wel of niet zoenen met die ander, vind je jongens of meisjes leuk, wat vindt die ander van mij? etc. Scholen kunnen ook hier structuur bieden. Duidelijke regels stellen en open communiceren met de adolescenten helpt hierbij. Ook is het van belang dat de adolescenten weten naar wie ze toe kunnen gaan als ze het even niet meer weten.
Op een school zijn veel verschillende leerlingen en docenten aanwezig. Door open over alle vormen van seksualiteit te kunnen praten, creëer je voor alle leerlingen een veilige sfeer. Leerlingen waarvan bekend is dat ze hiermee worstelen krijgen extra begeleiding. Een goed voorbeeld hiervan is een  meisje met genderdysforie.  Aan het begin van het schooljaar heeft zij samen met haar begeleider van het AMC een presentatie gegeven over zichzelf voor een groep van 120 nieuwe brugklassers. Haar genderdysforie is geen probleem geweest op school.

 

V7 Autoriteitsverwarring

Dit uit zich door het (nog) niet te kunnen functioneren in een hiërarchisch systeem. Ze vinden het moeilijk om hun eigen positie en die van een ander te accepteren. (leraar-leerling, ouder-kind, werkgever-werknemer)Ze hebben moeite met het accepteren dat ze moeten doen wat iemand zegt, maar ook met de omgekeerde rol. Voor adolescenten is het belangrijk dat ze beide rollen ervaren.  Dit kan door in een werkgroep op school plaats te nemen. een vakantiebaantje, maar ook dat ze in het gezin af en toe mogen meebeslissen. Zo zijn er nog veel meer voorbeelden te bedenken.
Door iedere keer het conflict aan te gaan met de leerling wordt de verhouding tussen de volwassene en de leerling niet beter. Leerlingen die een verantwoordelijkheid krijgen, groeien zienderogen. Ze voelen zich gewaardeerd en nuttig en zullen beter het beter accepteren wanneer ze iets moeten.

 

V8 verwarring van waarden

Adolescenten moeten een waardepatroon ontwikkelen.  Adolescenten kunnen dit niet vanzelf. Ze hebben hier begeleiding bij nodig. Het is van belang dat het gezin en de school deze waarden voor het leven bespreekbaar maakt.  Interesse tonen in wat de adolescent belangrijk vindt is hier ook een belangrijk onderdeel in. Wanneer dit niet gebeurt ontstaat verwarring van waarden. De adolescent kan in een ideologisch vacuüm terecht komen of normloosheid ontwikkelen. Dit is gevaarlijk voor de adolescent en voor zijn of haar omgeving.

In een klas zitten verschillende leerlingen en ze hebben allemaal hun eigen achtergrond. Waarden en normen bespreekbaar maken in de groep gebeurt tijdens het groepsproces, maar eigenlijk gebeurt dit altijd en op ieder moment. De waarden zullen altijd doorontwikkeld worden. Door veel over verschillende onderwerpen te praten, leren de leerlingen zaken van meerdere kanten te bekijken voordat ze ergens een mening over uiten.


(Van der Wal & De Wilde, 2011)

 

 

Nature -Nurture

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb