De rol van de docent

 

Als scholen goede onderwijskundige, pedagogische en organisatorische keuzes maken leveren scholen een bijdrage aan de identiteitsontwikkeling van leerlingen.

De docent, mentor, vervult een belangrijke taak bij de ontwikkeling van de adolescent. Niet alleen de schoolprestaties zijn belangrijk, maar de gehele ontwikkeling. De mentor heeft de laatste jaren meer verantwoordelijkheden gekregen in dit proces. De mentor is in bijna alle gevallen de spil van de school. Het eerste contact voor leerlingen, ouders en collega's.


We weten nu dat een adolescent op verschillende gebieden ontwikkelingen doormaakt. Hoe kan een docent/mentor hiermee omgaan?

 

Persoonlijkheidsontwikkeling:

Mentoren kunnen de vier aspecten van het identiteitsgevoel positief beïnvloeden door de leerlingen te activeren en te bevestigen.

Continuïteit:

De mentor begeleidt de adolescent  met zelfbeeldverheldering.  Door met de adolescenten bezig te gaan met de vragen, wie ben ik? Wat kan ik? Wat vind ik leuk? Wat wil ik? en hoe ga ik om met...? De leerlingen moeten geprikkeld worden om over zichzelf na te denken.  Het kiezen is een leerproces.  De mentor moet de adolescent hier in begeleiden.  Mentoren kunnen de adolescent activeren en bevestigen door het nut van zelfbeeld verheldering aan te geven en door ervaringen, gedachten en gevoelens bespreekbaar maken. De mentor kan dit doen door productieve en realistische te feedback geven op de adolescent, een veilig klimaat te scheppen, actief te luisteren naar de adolescenten en ze leren te reflecteren.

Herkenning en erkenning:

De adolescent heeft om continuïteit te ervaren herkenning en erkenning nodig. De leerlingbegeleiding let op signaleren en begeleiden van negatieve en sociaal angstige adolescenten, bevorderen van een veilig leef- en leerklimaat en mogelijkheden bieden voor sportieve en sociaal culture activiteiten.

Vrijheid in afhankelijkheid:

Adolescenten hebben ruimte nodig om zich te kunnen ontwikkelen, maar ze hebben ook behoefte aan structuur. De mentor kan ze hierin begeleiden door speelruimte te geven, maar met duidelijke spelregels.  Consequent en duidelijk gedrag is een voorwaarde voor de begeleiding van adolescenten.

Het besef van een zinvolle toekomst:

Adolescenten zijn op zoek naar antwoorden. Adolescenten maken niet allemaal op dezelfde manier keuzes. Hier moet het onderwijs rekening mee houden. De verschillende keuzestijlen zijn, Logisch-planmatige, intuïtieve , impulsieve, uitstellende, emotionele  en de meegaande keuzestijl. Het is belangrijk om de juiste voorkeursstijl van de adolescent te vinden om deze op de juiste manier te kunnen begeleiden. Wanneer de juiste stijl gevonden is betekent dit voor de adolescent herkenning en erkenning. Door nieuwe mogelijkheden aan te bieden verruimt de adolescent zijn mogelijkheden.

Cognitieve ontwikkeling:

De beweringen van Piaget kunnen het gedrag van adolescenten verhelderen en docenten helpen met het in gesprek gaan en blijven met de leerlingen. De cognitieve ontwikkeling heeft invloed op hoe het onderwijs ingericht is. De docent moet er rekening mee houden dat niet alle leerlingen even snel de ontwikkeling doormaken. ook al is het onderwijs nog zo afgestemd op de cognitieve ontwikkeling bij adolescenten, er zitten grote en kleine niveau verschillen tussen adolescenten.

Met het begrip mindset kunnen adolescenten zich er bewust van worden dat ze hun eigen brein kunnen maken. Mentoren  spelen hier een belangrijke rol in. Door de adolescent het vertrouwen  te geven zodat hij zich verder kan ontwikkelen.  De docenten kunnen dit prikkelen door met de leerstof in de zone van naaste ontwikkeling te gaan zitten. Dit kan per individu verschillen. De mentor en de docent geven positieve feedback, een fout antwoord is geen fout, maar een vergissing met een leermoment.

 

Morele ontwikkeling:

Het onderwijs speelt een belangrijke rol in de morele ontwikkeling. De maatschappij doet geregeld de oproep om bij te dragen aan het normbesef bij de leerlingen. Ethische kwesties spelen voortdurend een rol in het leven. Leraren hebben behalve een inhoudelijke taak ook een pedagogische taak. Er kunnen gevoelige onderwerpen spelen waarbij moeilijke ethische morele afwegingen gemaakt moeten worden. De docent moet op de hoogte zijn van de gewetensvorming en de cognitieve ontwikkeling van de adolescent. De adolescenten redeneren over goed en kwaad, maar vaak uit emotioneel oogpunt, omdat dit verder ontwikkeld is dan "het rationele brein".
Door met de adolescenten in gesprek te gaan over moeilijke kwesties wordt het rationele brein geprikkeld. Ze leren van elkaars mening en elkaars mening te respecteren.

Seksuele ontwikkeling:

 Een open en eerlijke houding om de adolescenten te begeleiden met keuzes op het gebied van seksualiteit en relaties is nodig om in gesprek te gaan met de adolescenten. De mentor krijgt te maken met een stukje seksuele opvoeding, voorlichting kan hierbij komen.

De mentor kan benaderd worden door de adolescent die diversen problemen ervaart op dit gebied. De mentor moet hier tijd voor inruimen.
De problemen waar een adolescent mee te maken kan krijgen:
- Het leggen van een goed contact, veilig vrijen,  seksueel grensoverschrijdend gedrag, geweld of incest,  verliefdheden,  etnische verschillen,  pesterijen,  en cyberseks.
Het is belangrijk voor de adolescenten dat de mentor/docent preventief te werk gaat. Het gesprek in de klas beginnen over cyberseks bijvoorbeeld. Welke gevaren gaan hiermee gepaard en naar wie kun je toe als het dreigt mis te gaan. Een vertrouwensband met de adolescenten is belangrijk om het gesprek op gang te houden en de drempel voor leerlingen met problemen laag te houden, zodat deze voelt altijd bij de mentor terecht te kunnen.

 
Neurologische ontwikkeling:

 Het brein van een adolescent is nog niet volledig ontwikkeld. Het is belangrijk om als mentor/docent hier rekening mee te houden. Dit wordt zichtbaar in de leerprocessen van kinderen. Ze gaan verschillende gevoelige periodes door. Dit zijn de beste momenten om verbindingen in de hersenen te maken in een bepaald gebied.
zoals eerder al genoemd is verloopt de ontwikkeling van de hersenen van achteren naar voren. Emoties worden eerder ontwikkeld dan het rationele gedeelte. De adolescenten moeten begeleid worden met het ontwikkelen van het rationele gedeelte. De mentor, docent, heeft de mogelijkheid om de adolescenten verschillende ervaringen te laten meemaken en bespreekbaar te maken. Door feiten en meningen van anderen te horen kan het rationele gebied zich ontwikkelen. De adolescent kan een eigen mening gaan vormen als ze beschikken over voldoende informatie.
De emoties bij de adolescenten kunnen voor verwarring zorgen in de identiteitsontwikkeling. De adolescent heeft houvast nodig, dit kan een mentor/docent bieden. Wanneer een adolescent vanuit zijn emotie reageert, kan zijn gedrag gespiegeld worden en besproken worden hoe de adolescent anders had kunnen reageren. Dit draagt bij in het leren zien van oorzaak en gevolg.

 

 

Martine Delfos heeft diversen boeken geschreven.

In het interview geeft ze haar kijk op onderwijs aan pubers.