Cognitieve ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling
Wat is intelligentie?
Hierbij moet gedacht worden aan het leren van ervaringen, het opnemen van kennis en op een juiste manier het geleerde toepassen in een nieuwe situatie en de snelheid waarmee problemen opgelost worden. Kort gezegd, alle processen waardoor mensen kennis kunnen opdoen, verwerken en behouden.
Het begrip intelligentie kan op drie niveaus beschreven worden:
-Verbaal, intuïtief niveau: Dit wordt ontwikkeld door ervaringen. De adolescent ontwikkelt ideeën en meningen. Dit niveau van intelligentie is moeilijk te meten, maar staat onlosmakelijk in verband met cognitieve intelligentie.
-Meetniveau: Dit niveau gaat niet in op het ontstaan van intelligentie, maar zegt dat intelligentie meetbaar is met behulp van een intelligentie test. Het IQ wat hieruit voorkomt kan vergeleken worden met leeftijdsgenoten.
-Inhoudelijk, theoretisch niveau: Het inzicht op het begrip intelligentie vergroten. Dit onderdeel vereist concrete gegevens over probleem oplossen, denken, geheugen en oordelen. Pas wanneer er op deze vragen antwoord is gegeven kunnen er metingen worden gedaan en voorspellingen gedaan worden op de ontwikkeling.
Intelligentie ontwikkelt zich door tot in de late adolescentie. Uit onderzoeken is gebleken dat vooral de rationele intelligentie zich lang doorontwikkelt.
Om een antwoord te krijgen op de vraag hoe de intelligentie zich ontwikkelt, wordt gekeken naar de theorie van Jean Piaget. (Zwitserse psycholoog die onderzoeken heeft uitgevoerd naar de psychologische ontwikkeling bij kinderen, 1896-1980) Piaget heeft de ontwikkeling van intelligentie diepgaand onderzocht en is baanbrekend op het gebied van cognitieve ontwikkeling.
Op basis van zijn studies heeft hij een theorie ontwikkeld die aangeeft hoe en verklaart waarom de manier van denken in de loop van de ontwikkeling naar volwassenheid verandert.
Piaget beschrijft 3 karakteristieken van het denken:
1. Door de verschillende manieren van denken kunnen vier fases onderscheiden worden.
Fase 1: de sensomotorische fase. (0-1,5 jaar)
De concrete omgang met de buitenwereld vergroot het denkvermogen bij baby's. Het denkvermogen is verbonden met de zintuigen en de motoriek. Door te kijken, voelen, luisteren en te proeven ontdekken ze de wereld. Zo ontstaan voorstellingen (plaatjes) over voorwerpen en mensen. Deze ontwikkeling (object permanentie) is cruciaal voor de verdere denkontwikkeling. Zouden kinderen dit niet ontwikkelen dan kunnen ze op latere leeftijd geen voorstellingen maken.
Fase 2: de pre-operationele fase. (1,5- 7 jaar)
Het kind leert symbolen. Tafel is een begrip dat staat voor alle tafels. (salontafel, tuintafel of bijvoorbeeld eettafel) Het kind leert dingen namen te geven en dat een naamwoord voor een heleboel concrete voorwerpen kan staan. Kinderen op deze leeftijd kunnen nog geen concrete denkhandelingen verrichten.
Fase 3: de concreet-operationele fase.(7-12 jaar)
Het kind leert denkhandelingen uit te voeren. Ze leren hoe de wereld in elkaar zit en houden van feiten. De kinderen leren regels te hanteren. Het kind kan nog niet abstract denken. Ze denken op de waarneembare werkelijkheid.
Fase 4: de formeel-operationele fase. (vanaf ongeveer 12 jaar)
Nu ontwikkelt de abstracte manier van denken. ze leren denken over dingen die niet direct waarneembaar zijn. Adolescenten leren inzien dat een idee of gedachte invloed kan hebben op het menselijk handelen. Ze ontwikkelen oorzaak- gevolg verder en kunnen op basis hiervan zelfstandig vooronderstellingen formuleren. Ze kunnen aangeven wat er kan gebeuren als er iets gebeurt. Dit heet hypothetisch deductief.
De adolescenten onderzoeken hun eigen mening, gevoelens en eigenschappen nauwkeurig. Ze laten concrete betekenissen los en gaan flexibeler denken. Er ontstaat meer begrip voor beeldspraak en dubbelzinnigheden.
Kinderen ontwikkelen dit vanaf ongeveer 12 jaar, maar ze doen dit allemaal op hun eigen tempo en niveau. Daarom zie je zoveel verschillen in ontwikkeling bij adolescenten op school. De een kan nog heel kinderlijk zijn, waar de ander graag als volwassene behandeld wil worden.
2. In alle fasen is hetzelfde ontwikkelingsprincipe van toepassing.
In elke fase herken je veranderingen in denkstructuur (denkschema's).
Piaget gaat net als Erikson uit van epigenetische principe, een basisschema. (Zie persoonlijkheidsontwikkeling.) Hierin ligt vast wanneer iets ontwikkeld wordt, maar je hebt alle fasen nodig om door te ontwikkelen. We streven naar een zo gezond mogelijk evenwicht tussen onszelf en de omgeving. Het continue streven naar een cognitief evenwicht op een steeds hoger niveau is wat plaatsvindt in de ontwikkeling van intelligentie. Door rijping van de hersenen komt een kind in de volgende fase van ontwikkeling. In de verschillende fasen zitten niveauverschillen die ook doorlopen moeten worden om het hoogste niveau te halen. Het hoogste niveau ontstaat volgens Piaget in de loop van de adolescentie wanneer het abstracte denkniveau is bereikt. Hierna kan het abstracte denken nog verfijnd en gestabiliseerd worden . Ook kunnen de vaardigheden en kennis uitgebreid worden, maar het cognitief evenwicht kan niet meer op een hoger niveau komen.
Adolescenten (de leerlingen op school) zijn constant bezig met het ontwikkelen van een gezond cognitief evenwicht tussen hun en de omgeving. De continue werking van assimilatie (inpassen in een systeem) en accommodatie (aanpassen van een systeem) vormt het ontwikkelingsproces dat leidt tot nieuw evenwicht en groei. Van der Wal & De Wilde, 2011
Leerlingen die een verschil van mening hebben met een docent of medeleerling hebben een cognitief conflict met hun omgeving. Het evenwicht is even weg. Het gesprek tussen leerlingen en volwassenen is hierbij erg belangrijk. De adolescent kan ideeën en gedachten bijsturen als dit nodig is en weer inpassen in zijn systeem. Wanneer een leerling op een vervelende manier met een leeftijdsgenoot omgaat, moet hij leren hoe dit voor een ander is en hoe hij in zo'n situatie op een andere manier kan reageren. Of waarom moet je naar school? De leerlingen hebben het nodig om van verschillende mensen antwoorden te horen om hun eigen systeem aan te kunnen passen.
3. Het cognitief egocentrisme komt in alle fasen terug.
Aan het begin van iedere fase is er sprake van cognitief egocentrisme. Dit wil zeggen, het onvermogen om zich in het gezichtspunt of zienswijze van een andere persoon te verplaatsen. Het kind of de adolescent zit tussen twee fasen in en beschikt nog niet over de denkvaardigheden die je voor het nieuwe niveau nodig hebt. Dit verdwijnt geleidelijk als de adolescenten cognitief en sociaal vaardiger worden.
Jonge adolescenten denken na over hun eigen denken. Pas op een later moment gaan ze nadenken over wat anderen denken en wordt de empathie verder ontwikkeld. Jonge adolescenten denken dat klasgenoten op dezelfde manier denken als ze zelf doen. Dit verklaart het op elkaar reageren . De jonge adolescent denkt nog zwart-wit. Doordat ze net begonnen zijn aan het abstracte denken is er nog geen ruimte voor nuances. Het emotionele systeem overheerst nog. Het rationele systeem wordt pas later in de adolescentie ontwikkeld.
De fasen van Piaget uitgelegd in een video
Maak jouw eigen website met JouwWeb